Bij de invoering van het nieuwe huwelijksvermogensrecht in 2018 is tevens door de wetgever bepaald dat als een van de echtgenoten een onderneming heeft die niet in de gemeenschap van goederen valt, er een redelijke vergoeding aan de gemeenschap betaald moet worden voor de kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot voor die onderneming heeft aangewend.
Wat onder een redelijke vergoeding moet worden verstaan is niet in die wet uitgewerkt. De rechtbank Gelderland heeft afgelopen week in haar uitspraak nader uitleg gegeven wat de redelijke vergoeding uit artikel 1:95a Burgerlijk Wetboek zou moeten zijn. Het is een open norm en daarmee afhankelijk van de situatie. De rechtbank vindt in ieder geval niet dat de gehele winst van de onderneming in aanmerking komt.
Omdat het een open norm is, is het verstandig om hierover afspraken vast te leggen. Met het vastleggen is er duidelijkheid tussen de echtgenoten over de hoogte van de redelijke vergoeding. Het komt immers aan de orde bij uit elkaar gaan. Vastlegging kan voor het huwelijk maar ook tijdens het huwelijk. De notaris kan de afspraken vastleggen in de huwelijkse voorwaarden. Dan weet je wat je van elkaar kan verwachten en is er geen gang naar de rechter nodig om de hoogte van de vergoeding te bepalen.