Op 12 juli 2022 is de Tijdelijke Wet transparantie turboliquidatie aangeboden aan de Tweede Kamer. De wijzigingen betreffen de introductie van een financiële verantwoordingsverplichting voor bestuurders en de mogelijkheid om een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen in geval van misbruik. Het doel is om het vertrouwen in de regeling te vergroten en de turboliquidatie op die manier een toegankelijker instrument te maken voor ondernemers die hun bedrijf willen beëindigen.
Het wetsvoorstel brengt onder meer de volgende wijzigingen met zich mee:
– de verplichting voor het bestuur om financiële verantwoording af te leggen in geval de rechtspersoon is ontbonden door een ontbindingsbesluit en daarmee ook is beëindigd wegens het ontbreken van baten, bestaande uit het deponeren van:
- een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
- een schriftelijke beschrijving van de oorzaak van het ontbreken van baten, de wijze waarop baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld, en de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven; en
- de jaarrekeningen inzake de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden.
– de mogelijkheid tot het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod, indien:
- de bestuurder in geval van ontbinding niet heeft voldaan aan de verplichtingen hiervoor genoemd;
- de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon handelingen heeft verricht of nagelaten, waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld;
- de bestuurder in de twee daaraan voorafgaande jaren ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement of ontbinding van een rechtspersoon, en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft.
De datum van inwerkingtreding van deze wet is nog niet bekend, maar vanwege de urgentie van het wetsvoorstel – gelegen in de verwachte toename van de toepassing van de ontbinding zonder baten wegens de gevolgen van COVID-19 – zal vermoedelijk een uitzondering worden gemaakt op de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen die voor wetgeving gelden. De duur van deze wet is in beginsel twee jaar, met dien verstande dat het vervallen van de wet eenmalig bij koninklijk besluit kan worden uitgesteld met maximaal twee jaar.
(bron: Via Juridica)