Op 11 december 2020 is vastgesteld dat de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) per 1 juli 2021 in werking zal treden. De WBTR heeft onmiddellijke werking, maar er zal wel een aantal overgangsrechtelijke regelingen van toepassing zijn om de huidige praktijk tegemoet te komen.
De WBTR is er gekomen omdat er vraag was naar maatregelen om de kwaliteit van bestuur en toezicht bij stichtingen en verenigingen, met name in de semi-publieke sector, te verbeteren. De gevolgen zijn voor verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen het grootst. Veel statuten van naamloze en besloten vennootschappen zijn al conform WBTR ingericht.
Statutenwijziging nu al nodig?
Het is niet verplicht om de statuten voor 1 juli a.s. te wijzigen. De statuten moeten voor 1 juli 2026 (binnen 5 jaar na 1 juli a.s.) aan de nieuwe Wbtr-wetgeving voldoen.
De nieuwe regels gaan direct in. Regels in de statuten die anders dan de WBTR bepalen, worden door de nieuwe wetgeving overruled.
Maar wilt u na 1 juli aanstaande toch al uw statuten wijzigen omdat bijvoorbeeld de naam van de stichting of vereniging verandert, of u wilt ook na corona van de mogelijkheid om digitaal te vergaderen gebruiken blijven maken en dat vastleggen in de statuten, dan is het wel verplicht de statuten de “WBTR-proof” te maken.
Ook als het bestuur de statuten als een handboek gebruikt, is het raadzaam dat ze actueel en accuraat zijn.
Maar wat zijn nu de nieuwe regels van de WBTR? Heeft u vragen, wilt u de statuten eens laten checken of wilt u checken of u in de praktijk wel op de juiste wijze de statuten naleeft, neem dan eens contact op met Stephanie Scheiberlich: scheiberlich@kernnotarissen.nl
De wijzigingen op een rijtje:
Raad van Toezicht
Het is met de WBTR niet verplicht om een Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht in te stellen, maar als dit gewenst is, of er is al een Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen, dan zijn daar vanaf 1 juli a.s. deze wettelijke regels op van toepassing.
Als er nu al een toezichthoudend orgaan is, ongeacht de vorm of de naam, dan valt zij onder de wettelijke regeling en krijgt zij dienovereenkomstige bevoegdheden. Een lid van een toezichthoudend orgaan is altijd een natuurlijk persoon.
Tegenstrijdig belang
Voorheen stond in de wet dat indien er een tegenstrijdig belang was tussen de rechtspersoon en een bestuurder, het gehele bestuur onbevoegd was deze te vertegenwoordigen en de algemene vergadering (bij een vereniging) één of meer personen kan aanwijzen om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Bij een stichting was er niets geregeld in de wet. Dat is nu veranderd.
In de WBTR is nu bepaald dat bij een tegenstrijdig belang, de bestuurder of commissaris niet mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het onderwerp. De bestuurder verlaat bij de behandeling van dit punt de vergadering. Het is belangrijk dat dit schriftelijk wordt vastgelegd.
Want als de bestuurder met het tegenstrijdig belang toch bij de vergadering aanwezig is geweest, dan is het besluit vernietigbaar en is de bestuurder aansprakelijk als er schade uit voortvloeit.
Een bestuurder heeft een tegenstrijdig belang als hij of zij een persoonlijk ander belang heeft of betrokken is bij een ander belang dat niet gelijk is aan het belang van de stichting of vereniging. Of zoals Loesje zegt: Belangenverstrengeling, twee petten voor de prijs van één.
Het is niet vereist dat zeker is dat de betrokken rechtshandeling daadwerkelijk tot benadeling van de rechtspersoon zal leiden. Het is voldoende dat de bestuurder te maken heeft met de schijn van een tegenstrijdig belang.
Als er een oude wettelijke regeling in de statuten staat, dan is die statutaire regeling niet meer geldig. Vanaf 1 juli a.s. geldt de regelgeving in de WBTR. Spreek als bestuur met elkaar af, dat u elkaar informeert bij een mogelijke belangenverstrengeling en leg die afspraak vast. Dat kan voor nu in de besluitenlijst, het Huishoudelijk Reglement en bij de eerstvolgende wijziging in de statuten.
Ontstentenis- en beletregeling
Ontstentenis betekent de situatie wanneer een bestuurder definitief afwezig is. Belet betekent een tijdelijke afwezigheid, bijvoorbeeld als een bestuurder langdurig ziek is of geschorst is. Of te wel: wie bestuurt er wanneer het bestuur afwezig is.
Door de WBTR is het nu verplicht dat in de statuten een bepaling is opgenomen waarin staat wat er moet gebeuren in het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders (en/of commissarissen), m.a.w. in de statuten moet nu staan wie er beslissingen mag nemen als niemand van het bestuur dat meer kan.
Nieuwe stichtingen en verenigingen kunnen nu beter alvast vastleggen in de statuten wat er gebeurt bij afwezigheid van alle bestuurders (en commissarissen). Bestaande besturen kunnen de statuten erop aanpassen bij de eerstvolgende statutenwijziging. Mogelijkheden zijn: bij een vereniging wijst de ALV nieuwe bestuurders aan, er wordt een continuïteitscommissie benoemd die invalt of aanwijst, of ieder bestuurslid wijst bijvoorbeeld jaarlijks een mogelijke opvolger aan voor dit doel.
Aansprakelijkheid faillissement
Voor bestuurders van verenigingen en stichtingen die niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen, gelden nu ook de regels die voor bestuurders van rechtspersonen gelden in faillissement. De curator kan het bestuur hoofdelijk aansprakelijk stellen voor het tekort in faillissement als het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, tenzij de bestuurder of commissaris bewijst dat hem geen ernstig verwijt treft en dat hij maatregelen heeft getroffen.
Er is sprake van onbehoorlijk bestuur (of toezicht) wanneer onweerlegbaar vaststaat, dat het bestuur niet heeft voldaan aan de administratieplicht of wanneer de jaarrekening niet tijdig is gepubliceerd. Ook wordt dan vermoed (weerlegbaar) dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Voorgaande geldt voor bestuurders en toezichthouders van een vereniging of stichting die vennootschapsbelastingplichtig is, of die semipubliek is en een jaarrekeningplicht heeft. Deze vermoedens gelden dus niet voor bestuurders en toezichthouders van niet commerciële verenigingen en stichtingen. Dit betekent niet dat deze niet aansprakelijk kunnen zijn in faillissement, maar dan ligt de bewijslast bij de curator.
Wat kunt u doen om aansprakelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen? Zorg ervoor dat de inschrijving in de Kamer van Koophandel up-to-date is, dat bestuurders en commissarissen nog bevoegd zijn (let op rooster van aftreden en herbenoeming), dat er voldoende controle is op betalingen en contant geld, dat de boekhouding op orde is er jaarlijks een financiële verantwoording wordt vastgelegd, dat er een heldere, schriftelijk vastgelegde taakverdeling is, dat besluiten op de juiste wijze worden genomen, dat de notulen worden getekend. Zorg voor een open vergadercultuur en heldere vastlegging ervan, durf elkaar aan te spreken als de touwtjes verslappen en wees kritisch op je eigen handelen als bestuurder en op die van je mede-bestuurder.
Meervoudig stemrecht
Het is niet langer mogelijk dat één bestuurder van een vereniging of stichting meer stemmen mag uitbrengen dan de rest van bestuurders bij elkaar. Hiermee is het niet meer mogelijk dat één bestuurder (of commissaris) alle zeggenschap heeft. Als de statuten nog zo’n regeling bevatten, dan is die regeling nog geldig tot 1 juli 2026. Pas het tijdig aan!